De kracht van dans voor jong publiek #6 - Elisabeth Maesen

Wat is de passie van een programmator om voor jong publiek te kiezen? Wat drijft hen? Ambassadrice Carli Gellings ging samen met Evelyne Coussens in gesprek met Elisabeth Maesen, programmator Familieaanbod en Scholen.

“Het is de uitdaging om buiten de lijntjes te blijven kleuren” (NL)

~~~

What is the passion of a programme manager to choose performances for young audiences? What drives them? Ambassador Carli Gellings had a conversation with Elisabeth Maesen, programme manager for Family and Schools. Evelyne Coussens wrote down the conversation.

“The challenge is to keep on colouring outside the lines” (ENG)

 

(c) Alain Schellinckx

 

Nederlandse versie

Jeugdprogrammator Elisabeth Maesen over haar aanpak in CC Westrand 

“Het is de uitdaging om buiten de lijntjes te blijven kleuren”

Zeg niet zomaar ‘programmator’ tegen Elisabeth Maesen. Bij CC Westrand is ze veel meer dan dat: ze is gastvrouw, bruggenbouwer, blikopener - met een achtergrond als (dans)maker. Rode draad door haar parcours is haar liefde voor het jonge (en minder jonge) publiek. Hoe beweegt zij zich tussen de kunsten en dat publiek?


Elisabeth Maesen spreekt tussen lange stiltes in, waarin ze zorgvuldig zoekt naar woorden. Alsof die woorden te veel vastleggen, terwijl dat nu net is waar ze niet van houdt: het denken in strakke definities en afgelijnde concepten. Haar praktijk is vloeibaar, steeds aangepast aan veranderende tijden en publieken. Ze was lang danser en choreograaf, vervolgens wijkwerker en daarna jeugdprogrammator in Dilbeek. Als geen ander beseft ze hoe cruciaal het publiek is voor de kunstenaar. “Zonder je publiek besta je niet, zeker als podiumartiest. Je maakt elke voorstelling opnieuw samen met dat publiek.”


Op je LinkedIn-profiel benoem je ‘out of the box’-denken als een van je kwaliteiten. Hoe vertaalt zich die kwaliteit in je werk als programmator? 

Maesen: “In mijn brede invulling van de job, denk ik. Programmeren is voor mij méér dan een selectie maken uit een bepaald aanbod en die selectie tonen. Dat is eigenlijk maar het begin. Daarna ga ik op zoek: hoe kan ik die voorstellingen doen leven bij een publiek, bij een jong publiek? Hoe kan ik leerkrachten tools geven om daarmee aan de slag te gaan, en de goesting om naar ons cultuurhuis te komen? Ik probeer voor elke voorstelling een geïntegreerde en duurzame aanpak te bedenken.”


Geïntegreerd, dat betekent: geen standaardformats. Je bedenkt trajecten en concepten op maat van de voorstelling én op maat van het publiek.

Maesen: “Dat probeer ik toch. (glimlacht) Ik heb bijvoorbeeld een uitstekende docent beeldende kunsten in huis, die bij bepaalde voorstellingen ‘werktafels’ maakt; een soort creatieve eilanden waar de kinderen beeldend aan de slag gaan binnen het thema van de voorstelling. Die tafels zijn zeer laagdrempelig, ze zijn een uitnodiging: je moét er geen gebruik van maken, het mag wel. Voor andere voorstellingen zijn er pakketten in de klas, of we bieden een workshop aan, een voor- of nabeschouwing. Ik vind het belangrijk om verschillende ingangen te bieden: het is niet omdat je een dansvoorstelling programmeert dat je de kinderen een dansworkshop moet aanbieden. Je kan evengoed een sessie filosoferen opzetten. Ik hou ervan om over de disciplines en formats heen te denken, om alle zintuigen te prikkelen, om de kinderen en hun begeleiders op veel manieren naar éénzelfde werk te laten kijken.”


Je maakt in jouw aanpak nauwelijks onderscheid tussen dans en theater - terwijl dans traditioneel toch als ‘moeilijker’ wordt gezien. 

Maesen: “Ik hou net van de jeugdkunsten omdat er zoveel schotten zijn verdwenen tussen de disciplines, er wordt niet strikt gedacht in termen van theater of dans. Kinderen zijn volop in ontwikkeling, ze zitten volop in het proces van ‘kennismaking’ met hun lichaam en de mogelijkheden daarvan. In mijn ervaring hebben zij weinig moeite met de abstractie van een bewegend lichaam. Het zijn vaak de volwassenen die het gevoel hebben ‘dat ze het niet begrepen hebben’ - in de veronderstelling dat er iets te begrijpen valt, dat ze het ‘juist’ of ‘fout’ kunnen zien. Terwijl iedereen een uniek lichaam heeft, en iedereen zijn rugzakje meedraagt, en al die factoren bepalen wat een dansvoorstelling met je doet. En al die gevoelens ok zijn.”


Je noemde daarnet ook ’duurzaamheid’ als belangrijke waarde in je werk. Geldt die duurzaamheid voor de relaties met (dans)makers, of met het publiek?

Maesen: “Allebei. Ik tracht seizoen na seizoen een coherent verhaal te schrijven, door langere lijnen uit te zetten met kunstenaars - dat is fijn op een persoonlijk niveau van vertrouwen en samenwerking, maar het zorgt ook bij het publiek voor een zekere herkenbaarheid. Daarnaast is het heel belangrijk dat je ook zelf herkenbaar en aanspreekbaar bent. Jij bent de gastvrouw, degene bij wie het publiek thuiskomt. Alleen als je zelf aanwezig bent weet je wat er in de zaal gebeurt, kan je je publiek kennen en begrijpen. In het geval van een kinderpubliek is die relatie natuurlijk superboeiend, want dat is geen ‘vaste’ club van vertrouwde gezichten - er komt ieder jaar een nieuwe lichting bij. Je ziet de kinderen voor je ogen opgroeien en veranderen. Ik streef ernaar dat elk kind dat de lagere school doorloopt hier op diverse momenten in zijn parcours is langsgeweest en de kans heeft gekregen om iets bijzonders mee te maken. 


De scholen zijn voor jou een sleutel om zoveel mogelijk kinderen en jongeren te bereiken.

Maesen: “Ik werk heel nauw en goed samen met de scholen in en rond Dilbeek. Er is een ambassadeurswerking met leerkrachten uit de lagere scholen die mijn klankbord vormen, bij wie ik mijn zotste ideeën kan aftoetsen. We trekken er jaarlijks samen op uit naar voorstellingen of festivals, en bespreken dan samen wat we gezien hebben, wisselen zienswijzen uit. Binnen hun eigen school zetten zij een programma op waarbij ze ouders en kinderen uitnodigen om buiten de schooluren samen met hen voorstellingen te bezoeken.”

 

Waw, dat klinkt intensief, voor een beroepsgroep die al zo sterk is bevraagd. Hoe motiveer je deze leerkrachten om dit traject met jou te lopen? 

Maesen: “Ach, het lukt natuurlijk niet met iedereen, dit zijn sowieso cultuurliefhebbers. Maar het is een waardevolle werking voor mij en ik hoop ook voor hen: ze denken mee, ze ontwikkelen mee het programma. Daarnaast is het gewoon ook plezant: de sfeer is goed, het is een fijne groep.”

 

Het klinkt alsof jij een fantastische job hebt, Elisabeth. Maar bots je soms ook op obstakels? 

Maesen: (denkt na) “Kijk, ik wil voorzichtig zijn in wat ik zeg. Maar ik hou net van mijn job als jeugdprogrammator omdat ik vaststel dat kinderen alle dagen overspoeld worden met ‘evidenties’, met dingen die niet worden bevraagd, en ik het gevoel heb dat ik hen via de kunsten kan meenemen in iets anders, iets waardoor ze - al is het maar één moment - anders en verder kunnen kijken. Hen ook laten voelen, ervaren dat er niet één weg maar verschillende wegen zijn; hen uitdagen om het eens anders te bekijken. Het is niet altijd een evidentie om voorstellingen te tonen die niet-vanzelfsprekend zijn, die een soort weerbarstigheid hebben. Natuurlijk probeer ik als programmator om zoveel mogelijk ingangen te zoeken waardoor een voorstelling toegankelijk wordt, maar soms is een werk gewoon een werk.”

 

Hier spreekt de maker Elisabeth Maesen.

Maesen: “Ja, ik vind dat de eis tot ‘participatie’ en toegankelijkheid soms is doorgeslagen. De uitdaging is vandaag als programmator toch om toch buiten de lijntjes te blijven kleuren, het gesprek daarover aan te gaan, geen toegevingen te doen op vlak van het artistieke. Het is mijn taak om de brug te leggen, om te verbinden, om de dialoog met het werk aan te gaan - daarom experimenteer ik met die werktafels, met die workshops, met andere concepten van publiekswerking. Zodat een voorstelling niet per se ‘makkelijk’ of ‘transparant’ moet zijn, maar een publiek er wel minstens mee in dialoog kan gaan.”

~~~

English Version

The power of dance for young audiences #6 - Elisabeth Maesen

Arts centre programmer for youth productions Elisabeth Maesen on her approach in CC Westrand

“The challenge is to keep on colouring outside the lines”

Don’t just say ‘programmer’ to Elisabeth Maesen. At CC Westrand, she is so much more than that: she is a hostess, bridge builder, eye-opener – with a background as a (dance) creator. The common thread running through her journey is her love for young (and not so young) audiences. How does she navigate between the arts and those audiences?

Elisabeth Maesen speaks between long silences in which she carefully searches for words. As if those words capture too much, when that is precisely what she does not like: thinking in rigid definitions and delineated concepts. Her approach is fluid, always adapted to changing times and audiences. She was a dancer and choreographer for a long time, then a community worker and after that a programmer for youth productions in Dilbeek. Like no other, she realises how crucial the audience is for the artist. “Without your audience you don't exist, especially as a stage artist. You recreate every performance together with that audience.” 

 

On your LinkedIn profile, you mention 'out of the box' thinking as one of your qualities. How does that quality translate into your work as a programmer?

Maesen: “In my broad interpretation of the job, I think. For me, programming is more than making a selection from different offers and showing that selection. That is actually only the beginning. After that, I start looking for: how can I make those performances come to life with an audience, a young audience? How can I give teachers tools to work with it, and the desire to come to our cultural centre? I try to come up with an integrated and sustainable approach for each performance.”

Integrated, which means: no standard formats. You come up with paths and concepts tailored both to the performance and to the audience.

Maesen: “At least, that’s what I try. (smiles) For example, I have an excellent visual arts teacher at our cultural centre who creates 'work tables' for certain performances; some kind of creative islands where the children get to work visually within the theme of the performance. These tables are very accessible, they are an invitation: you don't have to use them, but you definitely can. For other performances, there are packets the teachers can use in the classroom, or we offer a workshop, a pre- or post-reflexion. I think it's important to offer different inputs: just because you programme a dance performance doesn't mean you have to offer the children a dance workshop. You may just as well set up a philosophy session. I like to think across disciplines and formats, to stimulate all the senses, to let the children and the adults accompanying them look at the same work in many ways.”

You hardly make the distinction between dance and theatre in your approach - even though dance is traditionally seen as 'more difficult'.

Maesen: “I just love the youth arts because so many barriers between different disciplines have disappeared, there is no strict thinking in terms of theatre or dance. Children are developing, they are in the process of 'getting to know' their bodies and its possibilities. In my experience, they have little difficulty with the abstractness of a moving body. It is often the adults who feel 'they haven't understood' - assuming there is something to understand, that they can get it 'right' or 'wrong', while in fact everyone has a unique body, and everyone carries their own baggage, and all those factors decide what a dance performance does to you. And all those feelings are okay.”

You also just mentioned 'sustainability' as an important value in your work. Does that sustainability apply to the relationships with (dance) makers, or with the audience?

Maesen: “Both. I try to write a coherent story season after season, by establishing longer lines with artists - that is nice on a personal level of trust and cooperation, but it also creates a certain recognisability with the audience. It is also very important that you yourself are recognisable and approachable. You are the hostess, the audience comes home when they’re with you. Only when you yourself are present do you know what is happening in the room, can you know and understand your audience. In the case of a children's audience, that relationship is of course super fascinating, because they are not a 'regular' club of familiar faces - a new batch arrives every year. You see the children growing up and changing before your eyes. My goal is that every child who is going through primary school has stopped by here at various points in their journey and has had the chance to experience something special.”

The schools are for you the key to reaching as many children and teenagers as possible.

Maesen: “I work very closely and well with the schools in and around Dilbeek. There is an ambassador function with primary school teachers who are my sounding board, with whom I can test my craziest ideas. Every year we go to performances or festivals together, discuss what we have seen, exchange views. Within their own school, they set up a programme with which they invite parents and children to visit performances together outside of school hours.”

Wow, that sounds intense for a profession that is already so demanding. How do you motivate these teachers to join you for this project?

Maesen: “Ah, it obviously doesn't work out with everyone, these are real culture lovers anyway. But it is a worthwhile endeavour for me and I hope for them as well: they think along, they help develop the programme. Apart from that, it’s also just plain fun: the atmosphere is good, it's a nice group.”

It sounds like you have an amazing job, Elisabeth. Do you sometimes also bump into certain difficulties?

Maesen: (thinks) “Look, I want to be careful with what I say. But I love my job as a programmer for youth productions exactly because I find that children are bombarded with things that are taken for granted every day, that are not questioned, and I feel that through the arts I can take them into something different, something that allows them - even if only for a moment - to look in a different direction, and make them look further. Also making them feel, experience that there is not one way, but different ways; challenging them to look at things differently. It is not always so easy to show performances that are not self-evident, that have a kind of unruliness. Of course, as a programmer, I try to find as many entrances as possible that make a performance accessible, but sometimes a performance is just a performance.”

This is Elisabeth Maesen, the creator, speaking.

Maesen: “Yes, I think that the demand for 'participation' and accessibility has sometimes gone too far. The challenge today as a programmer is to keep on colouring outside the lines, to enter into a dialogue about this, not to make concessions when it comes to the artistic. It is my job to build bridges, to connect, to enter into dialogue with the work - that is why I experiment with those work tables, with those workshops, with other concepts of audience participation. So that a performance does not necessarily have to be 'easy' or 'transparent', but an audience can at least engage in dialogue with it.”

Previous
Previous

De kracht van dans voor jong publiek #7 - Framed

Next
Next

De kracht van dans voor jong publiek #5 - Briana Ashley Stuart